Corsica
Afgrond
Vanuit Livorno brengt Corsica Ferries ons in enkele uren naar Bastia. De gele sticker zit als bewijs in het achterraam en zal jaren blijven zitten. De eerste keer komen we ‘s avonds laat aan maar het voelt gelijk goed. We verkennen het eiland via de noordkust.
Mirjam vindt het soms niet zo plezierig. Zij zit aan de kant waar het rotsachtige Corsica bijna loodrecht in zee klettert. Slingerende, zeer smalle bergweggetjes, hier en daar zonder afrastering. Maar het bevalt goed. We komen op mooie stranden en op mooie campings. Bij L’lle-Rousse liggen we lekker op het strand, drinken we Patriminou Rosé en lopen we naar het dorpje met het pleintje waar we iets eten onder de platanen.
We duiken het binnenland in want we moeten ook een wandeling doen, vinden we. Volgens het boekje is het een fraaie afdaling naar een dorp waar we de bus terug moeten nemen. Dat het onherbergzaam is bewijst de informatie dat de bus er anderhalf uur over doet om terug te komen. Halverwege de afdaling begin ik voor het eerst te denken dat wellicht ook de bus wel eens niet zou kunnen rijden. We gaan als een pijl naar beneden, prachtig, maar we lopen al meer dan een uur en ik moet er even niet aan denken om weer terug omhoog te moeten. Bovendien is het over de dertig graden!
Eenmaal in het dorp heeft iemand ooit van een bus gehoord. Kut! Zullen we blijven overnachten en morgen teruggaan? We gaan maar terug en het zal de zwaarste beklimming ooit worden. Koelere, wat een klotenbeklimming, één grote trap omhoog. En dat uren achter elkaar zonder water. Eenmaal boven belonen we onszelf met een biertje bij onze geparkeerde camper terwijl we zeker tien minuten buiten adem zijn. Lekker uit eten en daarna naar de plaatselijke kroeg waar ze Corsicaanse liederen zingen en ons kennis laten maken met Moreske, Ricard met amandelsiroop aangevuld met ijs en water. Heerlijk.
In Santa Manza, voorbij Bonifacio, nestelen we ons een piepklein strandje pal aan de zee. Overdag is het druk maar om 5 uur gaat iedereen weg en staan we helemaal vrij op een bloedmooie plek. Voor ons zakt de zee in het water, het blijft warm en we dineren alsof we in het paradijs zijn. Weer het binnenland in waar we een prehistorisch bos tegenkomen. Prachtig. Je ziet, ruikt en voelt dat het heel oud is. Iets verderop een soort opgraving. Sporen van een menselijk bestaan. Indrukwekkend. Weer aan de kust eten we pizza in een strandpaviljoen terwijl de golven tegen de wand opklotsen. Het voelt goed; als god in Frankrijk.
Corsica is Frans maar ook weer niet echt. Ze hebben een eigen taal en elke stad of gehucht wordt in het Frans en Cosicaans aangegeven. Gewapende vrijheidsstrijd was voorheen aan de orde van de dag maar nu merk je daar niets van. Of het moeten de kogelgaten zijn in de verkeersborden die we regelmatig passeren.