Cuba
Sigaren
Als ik stop, ergens in een plaatsje, om een foto te maken van een prachtige oude Amerikaanse bak van een auto, staat een Cubaan verwonderd naar onze huurauto te kijken. Een Japanse auto, zo’n eentje van dertien in een dozijn. Blijkbaar is dat toch veel mooier dan zo’n oude caddilac.
Ze hebben niet veel, de Cubanen. Wel veel sigaren en oude auto’s, en hele lange speeches van Fidel. En natuurlijk veel muziek. In elk plaatsje is wel een dorpshuis waar je gezellig kunt drinken en dansen. De Cubanen doen vooral het laatste want dat kost niks. Mirjam wordt geregeld verleid door een oud Cubaans baasje en helemaal van d’r sokken gewiebeld. Wat hebben die gasten een ritme, onwijs.
Je kan ook bij de Cubanen thuis eten. Dat lijkt ons wel wat want de restaurants zijn middelmatig. We kloppen aan bij een adres en als er hartelijk wordt opengedaan zien we het gezin uit de eenvoudig ingerichte woonkamer vluchten. De tafel wordt gedekt en de heer des huizes vraagt nederig wat we willen eten. Kreeft, hebben ze, dat kost zoveel dollar. Doe maar. We voelen ons opgelaten en troosten ons met de gedachte dat we nu een gezin rijker en gelukkiger maken. Is dat zo? En waar is eigenlijk dat gezin gebleven? Het voelt niet goed; voortaan gaan we weer in de restaurantjes eten. Of we nog een sigaar willen? Kost maar een paar dollar. Nee, dank u, ik maak um net uit.
Het Cuba van Castro is een uniek land. Hij heeft het in een greep van de jaren vijftig weten te houden. Dat zie je in de auto’s maar ook als je door de straten van Trinidad loopt. Je kan daar heerlijk bij de Cubanen naar binnenkijken en dan ga je vele jaren terug in de tijd. Een kastje, een tafel en een paar stoelen, een bladzijde van een magazine aan de muur en een miniatuur Eifeltorentje met nog wat frutsels. Heerlijk simpel, overzichtelijk en eenvoudig. Heeft een mens meer nodig? Een televisie, internet, een staafmixer? Zo te zien hebben ze het niet, de gewone Cubaan. Maar ze stralen wel levensvreugde uit. Of is dat ons toeristisch beeld? Het is moeilijk te doorgronden. Het zijn leuke mensen maar je voelt het communisme en de jongeren klagen over de oude Castro.
Een prachtige kustroute kent nauwelijks een leuk, idyllisch restaurant. Als we er eentje vinden hebben ze wel witte wijn maar niet koud. Particulier initiatief wordt hier niet aangewakkerd. Althans niet officieel, getuige de vele illegale eetgelegenheden bij de Cubanen thuis. Het grote toerisme zit in de grote hotels langs de noordelijke stranden en is in handen van buitenlandse investeerders. Fidel kan zeker niet zonder dat stukje kapitalisme.
Havana is ontegenzeggelijk de meest veilig voelende hoofdstad die we ooit bezocht hebben. Dat komt niet alleen door de vele wijkagenten, op bijna elke hoek van de straat. Het komt voornamelijk door de sfeer in de stad. Gemoedelijk, relaxed, ouderwets, dat soort omschrijvingen. Havana is op een mooie manier aan het vervallen. We laten ons rondrijden door een fietstaxi en drinken Majitto’s in bar Floridita waar Hemmingway ook geregeld kwam. De stad is bezaaid met oude Amerikaanse auto’s en sigarenwinkels annex fabrieken. En altijd en overal die aanstekelijke muziek. Heerlijk. Met in elk gezongen nummer het woord Corazon en eindigend met de legendarische eindtune: Pomp pom pom.