Malawi
Visjes
Hoe kan het toch dat in zo’n beetje de armste landen de aardigste mensen wonen? Dat geldt zeker voor Malawi. Straatarm en de allervriendelijkste mensen. Ook nog eens een prachtig land.
Lake Malawi is beeldbepalend, je kunt er niet omheen. Aan het meer is het terug in de hippietijd. Alles even relaxed, in de sfeer van de flowerpower. ‘s Avonds rook je een joint en loop je met blote voeten over het strand naar een houten tent waar je pizza bestelt.
De volgende ochtend laat je je in een uitgehouwen boomstam naar een rotseilandje brengen door twee jochies. De boomstam wiebelt gevaarlijk en ik vrees voor m’n camera. We komen droog over en snorkelen tussen de honderden visjes. Het is alsof je in een aquarium duikt, kleine visjes in alle kleuren van de regenboog.
Als je wat verder snorkelt, wordt het dieper en worden de vissen groter. Van mij hoeft het niet, ik krijg de filmmuziek van Jaws in mijn oren en kruip weer op de rotsen. De meiden krijgen ieder een massage en daarna maken de jochies lunch op een vuurtje: vis, wat tomaatjes, ui en rijst. Het leven is eigenlijk zo eenvoudig. Waar zijn wij in het westen toch mee bezig?
Na het water komen de bergen. We beklimmen Mount Mulanje en we huren weer twee locals in, dit keer zijn ze wat ouder. Zij dragen onze bagage, gedroogde vis, flesjes fris en sterke drank, brood en de ingrediënten voor de nshima, een maïspap. Na een pittige klim komen we op een prachtig plateau en bereiken we een klooster. Daar overnachten we als onze jongens op een vuurtje in een grote pot nshima voor ons maken. Weinig smaak maar voedzaam en samen met de zoute vis en de mixdrankjes gaat het best.
Reizen door Malawi gaat met alles wat voor handen is; trucks, pick-upwagens, taxi’s en bussen. Regelmatig is het afzien. In een snikhete overvolle bus sta ik beladen met een zware rugzak voorovergebogen omdat ik niet kan zitten en het dak te laag is. De chauffeur maakt rustig een praatje met een bekende op straat. Ik hou het niet meer en sommeer hem door te rijden maar voel me tegelijkertijd een koloniaal. Onderweg zie ik allemaal Malawiërs met Hollandse T-shirts, mutsen, truien en zelfs wanten. Het kan niet anders of de Zak van Max wordt hier geleegd.
Ook om in het Kasungu National Park te komen, moeten we gebruik maken van allerlei soorten vervoer. Maar we worden beloond, we komen in het paradijs. Een paar Afrikaanse hutjes rondom een meer waar we de visarend boven zien vliegen en in de verte de geluiden van nijlpaarden te horen zijn. In het hoofdgebouw treffen we de Zuid-Afrikaanse manager die weet hoe hij zijn gasten moet verwennen. Culinaire gerechten, prachtige wijnen en alles met aandacht geserveerd. Waren we de nshima en andere eenvoudige bordjes eten gewend, dit is toch ook helemaal top. Zo word je heen en weer geslingerd tussen de levensvragen over armoede en rijkdom, tussen basisbehoeften en weelde, tussen een kopje thee en een fles Zuid-Afrikaanse chardonnay.
In ons hutje is het aardedonker, we slapen onder klamboe´s, er is geen sanitair. Als we moeten plassen, doen we dat buiten met een zaklamp, doodsbang, want de nijlpaarden komen ´s nachts aan land, we horen ze knorren alsof ze naast ons staan. ´s Morgens op gamedrive, het is genieten. Geen grote groepen dieren maar af en toe een paar kudu´s, zebra´s en andere antilopen. Dan een 1e klas ontbijt, relaxen op ons terras voor onze hut en in de namiddag weer op gamedrive.