Polen
Duitsers
Ook in 2004 heeft Polen nog veel weg van een Oostblokland. Op een of andere manier blijft het grauw en chagrijnig. We komen het land binnen via Litouwen. In het eerste stadje is het lang zoeken naar een pinautomaat en een leuk restaurantje.
Campings zijn dun gezaaid dus slapen we op een parkeerterrein naast een kerkje, nota bene 500 meter van een gigantisch politiebureau. Midden in de nacht schrikken we wakker; alsof iemand keihard een glasbak staat te vullen. De volgende ochtend loopt een priester ontzet over zijn terrein. Iemand heeft een stuk of wat glas-in-loodramen in staan gooien. Of wij wat gezien hebben. Ik denk dat hij verkeerd bemiddeld heeft in een echtelijke aangelegenheid, of zoiets.
We rijden maar gauw weg omdat ik geen zin heb in politieonderzoek. Ik wil naar Auschwitz. Tegenwoordig heet het Oswiecim, en eigenlijk toen ook al maar de Duitsers noemden het Auschwitz. Het gebied bestaat uit meerdere kampen. Birkenau is het immense terrein vol met de bekende barakken. Hier kwam de trein aan, door de poort. Eenmaal binnen begon een geoliede afmaakmachine die je als bezoeker helemaal van de kaart brengt. Vrouwen, kinderen, ouderen en zwakken gingen gelijk naar rechts om te douchen. In ondergrondse ruimtes moesten zij zich uitkleden en werden ze met stokslagen en honden naar binnengedreven. Twintig minuten later waren ze dood en werden de lijken gestript van sieraden, gouden tanden en haar.
Als je mazzel had, verliet je de ontbering van de tiendaagse treinreis door rechtdoor over te steken naar een barak. Als je daar in nu loopt, voel en hoor je de ellende. Het is amper te bevatten. Op het perron werden alle persoonlijke spullen afgenomen en naar aparte barakken gebracht. Die werden Kanada genoemd; een associatie naar grote voorraad. Daar werd alles punctlich ingezameld: koffers bij koffers, kleding bij kleding, keukenspullen apart, schoenen, alles wat maar iets waard was, ging voor de handel.
In het kamp Auschwitz zie je daar een indrukwekkende variatie op. In grote zalen, achter dik glas, liggen de voorraden die net niet de reis naar Duitsland hebben gehaald omdat de Russen kwamen. Duizenden opgestapelde koffers, bergen met schoenen, stapels tandenborstels, kammen en haarnetjes, een gigantische berg haar waar de Duitsers juttenzakken van maakten, een berg pannen, groot en klein. Je staat met open mond er naar te kijken, zo indrukwekkend. Ook hier werden mensen vergast maar ook opgehangen of gefusilleerd, tegen de dodenmuur tussen twee macabere gebouwen. We willen weg en eigenlijk ook niet. Dit moet iedereen zien en voelen. Het blijft ons dagenlang bezighouden. Eenmaal geweest, vergeet je het nooit.