Sri Lanka
Nooitgedacht
Even boven Colombo bezoeken we een tehuis voor gehandicapten. De opbrengst van de Assendelftse veiling is hierheen gegaan en ik schrijf daar een stukje over voor in het Zaanse Dagblad die toen nog de Typhoon heette. We worden verwelkomd als waren we Sinterklaas en zo zien ze ons waarschijnlijk ook. Ze rijden in aftandse rolstoelen, ook een cadeautje uit Assendelft, en de Engelse juf laat de armetierige vertrekken zien.
Het is het allemaal net niet en dat komen we meer tegen in dit prachtige land. In Unawatuna vinden we het paradijs op aarde. Aan de andere kant van de kustweg vinden we onderdak, net achter een winkeltje van houten planken met een openslaande luifel. Het is meer dicht dan open en de jongen die het runt zien we eigenlijk meer luieren dan iets doen.
Als hij wel open is, kopen we een blikje tonijn. Die komt uit Japan. Aan de prachtige kust staan hier en daar mannetjes met stokken in zee te vissen. Nou snap ik al niet veel van de wereldeconomie maar ik zie wel dat Sri Lanka heel veel zee om haar heen heeft, de tonijn dus importeert, de Sinhalezen weinig activiteit vertonen en er volgens oude traditie gevist wordt.
In het Yala park gaan we op safari, niet met een landrover maar met een tractor. We zien een paar apen, vogels en een verdwaalde antiloop en in de verte een kudde olifanten. Leuker zijn de olifanten in het weeshuis. Daar worden ze vertroeteld en dat doen wij ook een middag met olifanten in diverse maten. Op de theeplantage in de bergen lopen vrouwen te plukken terwijl de mannelijke opzichter gigantisch uit z’n neus staat te vreten. Tijdens de safari, achterop de boerenkar achter de tractor, zit onze gids met z’n handen aan Mirjam d’r kont. Westerse vrouwen vinden dat lekker, volgens de films waarin Burt Reynolds dat ook doet. En ja, zegt de gids, hij wil graag naar Nederland want daar krijg je geld als je niet werkt, zoveel weet hij er al van.
Terug in Unawatuna genieten we van het strandleven. ‘s Avonds, als het aardedonker is en de restaurantjes olielampen aan hebben, komen de krabbetjes aan land. Ze laten zich gemakkelijk een theelichtje op hun rug aanplakken zodat er wandelende lampjes over het strand gaan. We eten garnalen en dat hadden we beter niet kunnen doen. Mirjam wordt doodziek en ik ruik het al aan haar. Het is weer shigella wat ze destijds in Soedan heeft opgelopen en waarmee ze in Jeruzalem in het ziekenhuis belandde. Ik vrees weer zo’n scenario en zie dat in dit land niet zo zitten. Met veel pijn en moeite weet ik een dokter te vinden en die schrijft de juiste pillen voor, zo blijkt, want na een dag of vijf wordt ze beter.
Ik zoek de dokter nog een keer op. Hij woont in een oude, vervallen witte villa in de tropische begroeiing, vlak voor het bountystrand. Hij zit op zijn veranda en boven de ingang lees ik de naam van het huis: Nooitgedacht. In Gall vind je de Heerenstraat met een VOC-inscriptie in een toegangspoort en verderop in de kerk liggen enkele van onze voorvaderen, blijkens de opschriften op de grafstenen. Ik vraag onze dokter of hij weet wat Nooitgedacht betekent. Hij weet het niet en het interesseert hem ook niet echt als ik het hem vertel. Geschiedenis is niet zo belangrijk voor de derde wereldburger, zo blijkt later ook in de Dominicaanse Republiek.
We kunnen met de boot naar India. Vanuit het noorden van Sri Lanka, vanuit Talaimannar, gaat een boot naar Rameswaram. Later blijkt dat wij een van de laatste waren die dat gedaan hebben. In het noorden roeren de Tamils zich en zullen dat nog jaren doen. De boot wordt uit de vaart gehaald en terug moeten we vliegen, met Air India, omdat we vanuit Colombo naar Singapore moeten.
1984 – 1985
Colombo
Azië
Colombo – Negombo – Gall – Unawatuna – Matara – Tangella – Yala – Wirawilla – Haputale – Hatton – Kandy – Talaimannar
Naar India