Zambia
Familie
Het gebeurt niet vaak dat je in een ver Afrikaans land voor familiebezoek bent. In Zambia is dat het geval; we zijn op zoek naar de familie Vergeer. Dat klinkt blank maar het zijn zwarten. Niet echt donker maar met een tint. Hoe zit dat? De opa van Petra was missionaris in Afrika. Zieltjes winnen dus. Laat hij nou ook een huishoudster hebben gehad en niet alleen voor de vuile was. Een kindje kwam er, eentje met zo’n tint. Opa Vergeer ging weer terug naar Holland en stichtte in Den Haag een gezin waar ook Petra haar moeder uit geboren werd. Het Afrikaanse kindje werd Uncle William en daar zijn we nu, in Chipata.
Uncle William heeft ook niet stilgezeten. Een stuk of elf kinderen en vervolgens een twintigtal kleinkinderen. Het mannelijke gedeelte heet Vergeer, op z’n Afrikaans uitgesproken dan. In Chipata woont zoon Francis met zijn vrouw Serra en kinderen bij Uncle William in. Uncle William is er zelf niet, hij heeft een kleine hersenbloeding gehad en herstelt in de Lusaka, bij zijn andere zoon Johannes. Naast de knusse, eenvoudige stenen woning, zonder stromend water, tussen de bananenplanten is een minikerkhof. Een stuk of vier graven met in het hout gegraveerde opschriften. Alle overledenen heetten Vergeer en zijn niet oud geworden. Dat wordt je ook niet in Zambia. Het is een echt derdewereldland: arm, corrupt, heet, stoffig en niets dat echt werkt.
Francis heeft een prachtige truck. Hij heeft hem zelf opgebouwd vanuit een stuk schroot waarvan er nog eentje staat. Hij is zo trots als een pauw en belooft ons morgen naar het South Luanga Wildpark te brengen. Zijn vrouw en neefje Michael gaan mee. Onderweg neemt hij ook elke Zambiaan mee die daar aan de kant van de weg om vraagt, tegen betaling, blijkt al snel. Zo werkt dat hier. Met z’n allen achter op de laadplek. We krijgen motorpech maar hij krijgt de truck weer aan de praat. Het is een heftige rit door het Afrikaanse landschap. Kuilen in de zandweg, veel stof, dorpjes met hutjes van stro, kampvuurtjes, dansende kinderen, handeltjes van niks op kistjes, kleedjes of armetierige kraampjes, ondergaande zon, felle kleuren en vooral ook geuren.
In het wildpark gaat de familie Vergeer niet mee. Ze hoeven niet zo, het geld kan beter besteed worden. Wij komen in een lodge bij een rivier waar het wemelt van het wildleven. Nijlpaarden, apen, krokodillen, roofvogels, antilopen, het is genieten. Op gamedrive komen we toch weer andere dieren tegen, in andere settings ook, als in andere wildparken. We zien een troep hyena’s langs onze jeep lopen, enge gluiperige beesten. Een pak leeuwen ligt te slapen rondom een omgevallen boom. In de rivier vechten nijlpaarden om een vierkante meter water, zo lijkt het.
Terug in Chipata nemen we een minibus voor een dramatische rit naar Lusaka. Roadblocks, corrupte politie met machinegeweren, een rit van meer dan 12 uur in een meer dan overvol busje, met honger en dorst. In Lusaka, bij Johannes en Bella en hun kinderen van begin twintig, in een stenen bungalow met omheining, treffen we Uncle William. Een oude man zichtbaar aan het eind van zijn leven. Johannes exploiteert een benzinepomp annex supermarkt en dat staat garant voor een positie in de middenklasse. Het is een hartelijk samenzijn en we discussiëren met zijn kinderen over de voor- en nadelen van leven in Afrika. Zij zien als grootste voordeel dat de huishoudelijke hulpen veel goedkoper zijn dan in bijvoorbeeld Londen. Waar je zoal mee bezig kunt zijn in Zambia…..
Uncle William snurkt. Ik weet het zeker. We blijven natuurlijk slapen in Lusaka en ik kom bij Uncle William op zijn kamer te slapen. Wat een eer. De familieband maakt dat je echt in contact komt met Afrikaanse mensen, hun dagelijks leven, hun zorgen en datgene wat ze zoal bezighouden. Ze nemen het leven ogenschijnlijk licht op maar het is keihard. Binnen een paar jaar na ons bezoek overlijden Uncle William en Johannes. De laatste aan aids, volksziekte nummer één. Wat is er terechtgekomen van het achtergebleven gezin, van de benzinepomp?